Hoe ziet het gebruik van het BSN-stelsel er in de praktijk uit?

Er zijn twee soorten procedures: de standaardprocedure en de afwijkende procedure.

Voorbeeld 1: de standaardprocedure

Een persoon komt aan een loket voor een bepaalde dienstverlening. Hij heeft een identiteitsdocument bij zich met daarop zijn burgerservicenummer (BSN). Het loket hoort bij een sector die het BSN hanteert en diensten verleent waarvoor identificatie verplicht is.

Voordat de loketmedewerker de gevraagde dienstverlening mag uitvoeren, moet hij eerst de persoonsidentiteit verifiëren. Hiervoor toont hij het document met het BSN. De loketmedewerker controleert de echtheid en de geldigheid van het document en vult het BSN in in het systeem. Vervolgens controleert het systeem de geldigheid van het BSN bij de (centrale) Beheervoorziening BSN en haalt per omgaande de identificerende gegevens die bij dat BSN horen, op uit de achterliggende registraties: Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) of de nog te vormen registratie niet-ingezetenen.

Ook checkt het systeem de gegevens van de burger aan de hand van informatie in het eigen lokale systeem en vult deze eventueel aan met de centrale gegevens die vanuit de achterliggende registraties door de Beheervoorziening BSN worden aangeleverd.

Nu is het aan de loketmedewerker om vast te stellen of de burger aan het loket wel recht heeft op de gevraagde dienstverlening. Het hebben van een nummer leidt immers niet tot het hebben van bepaalde rechten. Het bovensectorale karakter van het BSN komt nu goed van pas. Want door de bovensectorale uitwisseling van identificerende gegevens kan worden nagegaan of een burger wel is wie hij aan de hand van zijn identiteitsbewijs beweert te zijn.

Voorbeeld 2: afwijkende procedures

Maar wat gebeurt er nu als er geen sprake is van een standaardprocedure? Dat heeft consequenties voor de handelingen van de loketmedewerker. Hieronder volgen drie alternatieve situaties:

  • De sector hanteert een sectornummer dat niet gelijk is aan het BSN. Als een sector een eigen nummer heeft, moeten er extra voorzieningen worden getroffen om alles goed te laten verlopen. Via een sectoraal aanspreekpunt zal het BSN vertaald moeten worden naar het sectornummer. De sector is verantwoordelijk voor het realiseren van deze voorzieningen. Op dit moment is alleen van de strafrechtketen en de vreemdelingenketen binnen de sector Justitie bekend dat ze een eigen sectornummer zullen hanteren.
  • De burger heeft (nog) geen BSN. Als iemand geen BSN heeft, betekent dit dat hij of zij niet is opgenomen in een van de aanleverende registraties: de GBA of de nog te vormen Registratie Niet-Ingezetenen. Dan zijn twee oplossingen mogelijk. De persoon wendt zich tot een van de BSN-uitgevende instanties. Hier schrijft hij/zij zich in in een authentieke registratie. Uiteraard moet deze persoon wel voldoen aan de eisen die hieraan worden gesteld. Na toekenning van een BSN zal hij/zij terugkeren naar het oorspronkelijke loket waar de dienstverlening plaatsvindt. Komt een persoon niet aanmerking voor een BSN dan bestaat de mogelijkheid dat de sector zelf een sectorale registratie bijhoudt van personen die geen BSN hebben. In dit geval maakt de sector gebruik van het sectorale systeem om de identiteitsvaststelling uit te voeren.
  • De burger heeft wel een identiteitsdocument maar hierop is geen BSN vermeld. Op basis van de identificerende persoonsgegevens van het identiteitsdocument wordt de Beheervoorziening gevraagd naar het BSN. Na verkrijging wordt de dienstverlening vervolgd. Indien geen BSN bekend is, wordt in principe geen dienstverlening verleend tenzij het sectoraal anders geregeld is.