Handreiking Internetonderzoek LAA
Wat kun je vinden op deze pagina?
Handreiking Internetonderzoek LAA
Deze handreiking is bedoeld voor professionals die zich bezighouden met adresonderzoek in het kader van de landelijke aanpak adreskwaliteit (LAA). De handreiking laat zien hoe je internet (waaronder sociale media) kunt gebruiken als bron voor (adres)onderzoek in de BRP. Daarnaast lees je welke regels en privacyrichtijnen hierop van toepassing zijn.
Voor je begint
Als je overweegt internetonderzoek te doen, ga dan eerst na of er minder ingrijpende manieren zijn om je doel te bereiken.
- Raadpleeg openbare bronnen, zoals het BAG-register (Basisregistratie Adressen en Gebouwen), het Kadaster of het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.
- Onderzoek of andere gemeentelijke diensten informatie hebben en of die mag worden gedeeld. Welke informatie je wel of niet mag delen, lees je in de Handreiking Binnengemeentelijke samenwerking
Werkwijze vastleggen en openbaar maken
Onder bepaalde voorwaarden (en met inachtneming van de privacyrichtlijnen) kun je internet raadplegen voor adresonderzoek. Zorg dat je je aanpak goed vastlegt:
- Ontwikkel een eenduidige gemeentelijke werkwijze voor internetonderzoek: bepaal op welke momenten welke (internet)bronnen kunnen worden geraadpleegd, hoe de resultaten worden gebruikt en hoe de betrokkene hierover wordt geïnformeerd.
- Leg de werkwijze vast (bijvoorbeeld in een verordening) en maak deze openbaar door een publicatie op de gemeentelijke website en/of in correspondentie met inwoners.
- Leg voor elk internetonderzoek de aanleiding én de grondslag vast. Bepaal vooraf het doel van het onderzoek en leg de uitkomsten vast in het dossier, ook wanneer je geen informatie vindt.
- Het internetonderzoek mag niet op zichzelf staan, maar moet deel uitmaken van een breder onderzoek naar de juistheid van een (adres)registratie.
Voorbereiding
Bereid je goed voor, voordat je aan je daadwerkelijke onderzoek begint:
- Bepaal de grondslag voor het onderzoek: is je onderzoek enkel gebaseerd op de Wet BRP, of ook op andere wetten of regelingen (zoals de Participatiewet, Woningwet of Huisvestingswet)?
- Bepaal de opzet van het onderzoek: wat is het doel van je onderzoek en welke informatie heb je daarvoor nodig? Betrek de aanleiding van het onderzoek bij je opzet.
Mogelijke doelen zijn:
- Contact zoeken met de burger.
- De samenstelling van het huishouden vaststellen.
- De duur(zaamheid) van het verblijf onderzoeken. De aard van het woninggebruik (zelfstandig, kamerverhuur, etc.) onderzoeken.
- Maak tijdens het onderzoek zo min mogelijk inbreuk op de privacy van de burger. Houd hierbij de aanleiding van het onderzoek steeds in de gaten: de inbreuk op de privacy moet in verhouding staan tot het doel. Informatie die iemand zelf op (openbare delen van het) internet heeft geplaatst, mag je in het algemeen gebruiken. Het gebruik van afgeschermde informatie kan in strijd zijn met de privacyrichtlijnen. Wil je dergelijke informatie gebruiken, maak dan een afweging of het gebruik hiervan gerechtvaardigd is in het kader van je onderzoek.
- Ga na welke websites in aanmerking komen om te raadplegen, gelet op het doel van het onderzoek. Motiveer je bronkeuze en leg deze vast in het dossier.
- Bepaal de duur, frequentie en intensiteit van het internetonderzoek: voorkom dat het onderzoek kan worden aangemerkt als stelselmatige observatie. De aanleiding voor en opzet van het onderzoek zijn bepalend voor de rechtmatigheid van het onderzoek.
Relevante begrippen bij het verwerken van persoonsgegevens
Bij het verwerken van persoonsgegevens houd je je altijd aan de wettelijke kaders.
Subsidiariteit
Subsidiariteit houdt in dat het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt niet op een andere, minder ingrijpende wijze kan worden bereikt. Je doet dus eerst onderzoek op basis van de bronnen die je al hebt, voordat je andere bronnen raadpleegt.
Proportionaliteit
De inbreuk op de privacy van de burger moet in verhouding (proportie) staan tot het doel van het onderzoek. Dit wordt bepaald door:
- De aanleiding voor het onderzoek.
- Het aantal en de soort geraadpleegde bronnen.
- De duur, frequentie en intensiteit van het onderzoek.
- De mate van openbaarheid van de informatie.
Doelbinding
Je mag persoonsgegevens alleen verwerken wanneer hier een welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd doel voor bestaat. Je mag soms de verzamelde gegevens ook gebruiken voor een ander doel dan waarvoor ze zijn verkregen, zolang het verenigbaar is met het oorspronkelijke doel.
Aan de slag
Maak je gebruik van informatie op internet? Let dan op de volgende zaken:
- Wees transparant. Begeef je als gemeente met een open vizier op internet: gebruik je eigen naam, gevolgd door je functie en de naam van de gemeente. Wees eerlijk over je bedoeling.
- Zoek gericht, niet uit nieuwsgierigheid.
- Verzamel niet meer gegevens dan nodig.
- Vermijd het verzamelen van bijzondere persoonsgegevens zoals ras, godsdienst of politieke voorkeur. Slechts in uitzonderlijke situaties – en alléén als daarvoor een specifieke wettelijke grondslag bestaat – mogen dit soort persoonsgegevens worden verzameld en vastgelegd. Dit geldt ook voor strafrechtelijke gegevens.
- Check de betrouwbaarheid en actualiteit van de informatie die je vindt op internet. Wees je ervan bewust dat je met nepnieuws te maken kunt hebben.
Transparantie
Toezicht en handhaving door een gemeente moeten plaatsvinden op een manier die voor burgers duidelijk, begrijpelijk en voorspelbaar is. Dit is niet alleen een vereiste van behoorlijk bestuur, maar ook een belangrijk element voor een zorgvuldige verwerking van persoonsgegevens. Burgers moeten (kunnen) weten wanneer en door wie welke gegevens waarvoor worden verwerkt.
Informatieplicht
Op grond van de AVG geldt een informatieplicht wanneer je iemands persoonsgegevens verwerkt. Deze informatie moet beknopt, eenvoudig toegankelijk en begrijpelijk zijn. De wet maakt onderscheid tussen gegevens die bij de burger zelf zijn verkregen en gegevens die buiten de burger om zijn verzameld:
Bij de burger verkregen
Informatie die tijdens rechtstreeks contact met een burger is verkregen, geldt als ‘bij de burger verkregen’. Je kunt hierbij denken aan informatie die tijdens een gesprek aan de balie wordt verstrekt, of per telefoon, per post of via e-mail. Dit geldt ook voor informatie die de betrokkene zelf op openbare delen van het internet heeft geplaatst. De gemeente moet de burger vooraf informeren over het doel waarvoor deze gegevens worden verzameld.
Buiten de burger om verzameld
Informatie die buiten de burger om is verzameld heeft betrekking op het gebruik van bronnen waarvan de betrokkene niet weet of redelijkerwijs kan weten dat de gemeente deze raadpleegt. Denk hierbij aan gespreksfora, besloten gedeelten van LinkedIn of intranetsites van bedrijven of organisaties.
De gemeente moet de burger hier tijdens het verzamelen van deze informatie over informeren. Er zijn twee uitzonderingen:
- Wanneer het informeren van de burger het lopende onderzoek in gevaar zou kunnen brengen of wanneer er andere zwaarwegende belangen op het spel staan. Deze uitzondering geldt zolang het onderzoek loopt. Hierna geldt weer de informatieverplichting.
- Wanneer het informeren van de individuele burger onmogelijk is of een onevenredige inspanning van de gemeente vergt. Dit kan van toepassing zijn bij het op grote schaal onderzoeken van signalen over mogelijke onjuiste adresregistratie.
Termijn informatieplicht
Als de informatie buiten de burger om is verkregen, geldt een termijn voor het informeren van de betrokkene. Gemeenten moeten de burger binnen een redelijke termijn van uiterlijk een maand na het verkrijgen van de gegevens informeren.
Rechten van burgers
Onder de AVG hebben burgers bijzondere rechten met betrekking tot de verwerking van hun persoonsgegevens:
Recht op inzage Een burger kan een verzoek indienen bij de gemeente om inzage te krijgen in het onderzoeksdossier.
Verzoek om correctie Als iemand vindt dat de vastgelegde gegevens onjuist zijn, kan hij een verzoek doen om correctie. Is de gemeente ook van oordeel dat de bestreden gegevens in het dossier feitelijk onjuist, onvolledig of niet relevant zijn?
Dan kan de gemeente besluiten de gegevens te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen.
Verzoek om verwijdering Als iemand vindt dat de vastgelegde gegevens onjuist zijn, kan diegene een verzoek indienen om deze gegevens te laten verwijderen. Wanneer de gemeente ook van mening is dat de gegevens in het dossier feitelijk onjuist, onvolledig of niet relevant zijn, dan kan de gemeente besluiten deze gegevens te verwijderen.
Handreiking Binnengemeentelijke samenwerking adreskwaliteit
Wat kun je vinden op deze pagina?
Handreiking Binnengemeentelijke samenwerking adreskwaliteit
Gemeentelijke afdelingen bereiken samen meer dan alleen, maar hoe ga je onderling samenwerken? En waar moet je aan denken in het kader van gegevensuitwisseling bij een adresonderzoek op organisatorisch, bestuurlijk, juridisch en operationeel niveau?
Ben je als professional betrokken bij adresonderzoek, heb je oog voor sociale problematiek én streef je ernaar om gezamenlijk te komen tot oplossingen die in het belang zijn van betrokkene en de omgeving? Dan biedt de handreiking ‘Binnengemeentelijke Samenwerking’ handvatten.
Het belang van binnengemeentelijk samenwerken
De Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA) is erop gericht de kwaliteit van de BRP te verbeteren. Andere afdelingen en diensten binnen de gemeente maken verplicht gebruik van BRP-gegevens. Zij hebben een belang bij een juiste adresregistratie. Een binnengemeentelijke samenwerking draagt bij aan:
- Een hogere kwaliteit van het adresonderzoek.
- Een beter onderzoeksdossier.
- Het signaleren van personen die zorg of andere hulp nodig hebben.
- Het signaleren van mensen die mogelijk geen gebruik maken van voorzieningen waar zij wel recht op hebben.
De taak van de afdeling Burgerzaken bij adresonderzoek richt zich in beginsel op de verbetering van de adreskwaliteit in de BRP. Adresonderzoek kan echter ook een rol spelen bij het (vroegtijdig) signaleren en terugkoppelen van sociale problematiek. Bij het uitvoeren van adresonderzoek kun je als gemeente immers een kijkje achter de voordeur nemen. Het gaat hierbij om situaties waarin er vanuit het perspectief van de betrokkene een bepaalde – al dan niet expliciet uitgesproken – hulpbehoefte is, waarin maatregelen vanuit de gemeente als ondersteuning kunnen bieden. Je kunt hierbij denken aan:
- schuldenproblematiek;
- slechte woonomstandigheden;
- verslaving;
- huiselijk geweld of
- uitbuiting
Daarnaast leidt informatie-uitwisseling tot een grondiger vooronderzoek, waardoor de toezichthouders BRP beter voorbereid op huisbezoek gaan en onnodig huisbezoek voorkomen wordt. Door in een vroeg stadium de samenwerking op te zoeken creëer je inzicht in de sociale kaart van jouw gemeente. Dit helpt om de betrokkene beter te informeren en door te verwijzen naar de juiste afdeling binnen de gemeente. Met het Veiligheidsdomein (met name de ambtenaar belast met het thema ondermijning) kun je vooraf een risico-inschatting maken, om eventuele onveilige situaties voor de toezichthouders BRP te voorkomen of afspraken te maken hoe om te gaan met uitbuiting. Het volgen van een training binnen het sociaal domein over gesprekstechnieken helpt om bijvoorbeeld zorgmijdende personen te bereiken. Informatie-uitwisseling kan andere afdelingen binnen de gemeente ook in beweging brengen, waardoor hulp op de juiste plek terecht komt.
De informatie van Burgerzaken stelt deze afdelingen in staat hun (wettelijke) taken beter uit te voeren.
Aan de slag met samenwerken
Indien je als gemeente overweegt binnengemeentelijk samen te werken, moet je de gezamenlijke werkwijze steeds kunnen verantwoorden. Het is daarom aan te bevelen om hiervoor gemeentelijk beleid op te stellen. Hierin leg je de intentie om samen te werken vast en werk je de belangrijke samenwerkingsafspraken, zoals het doel en de gegevensverwerking, nader uit. Je bent als gemeente vrij om hier zelf invulling aan te geven.
Betrek bij de totstandkoming van dit beleid ook de privacy officer en de Functionaris Gegevensbescherming (FG) van je gemeente.
Aandachtspunten bij het opstellen van gemeentelijk beleid:
- Houd rekening met concrete lokale omstandigheden.
- Ga na of er al vormen van binnengemeentelijke samenwerking zijn of afspraken (met externen, zoals de woningcorporatie) die (deels) raakvlakken met het thema adresonderzoek hebben.
- Besteed aandacht aan de rol van het bestuur. Zo creëer je voortdurend draagvlak voor het thema.
- Geef een duidelijke omschrijving welke functies er vanuit de afdeling Burgerzaken zijn die verband houden met het adresonderzoek. Omschrijf helder hoe de verdeling van verantwoordelijkheden is belegd.
- Breng in beeld welke gemeentelijke afdelingen belang (kunnen) hebben bij het delen van informatie (zie in onderstaand schema om welk informatie dit kan gaan).
- Benoem én bespreek de mogelijke (juridische) risico’s of aandachtspunten.
- Houd rekening met de relevante wet- en regelgeving bij informatie-uitwisseling. De toepassing van het gemeentelijk beleid moet steeds in lijn zijn met privacywet- en regelgeving. Zowel de Algemene Verordening Gegevensverwerking (AVG) als sectorale wetten (bijvoorbeeld de Participatiewet) stellen beperkingen aan het uitwisselen en combineren van persoonsgegevens (zie de juridische overwegingen gegevensverwerking hieronder).
- Besteed aandacht aan een periodieke evaluatie en herijking van de samenwerking en de informatiedeling.
Deze opsomming is niet uitputtend, er zijn wellicht andere aandachtspunten te benoemen.
Juridische overwegingen gegevensverwerking
Onderstaande juridische overwegingen ondersteunen gemeenten bij het maken van de afweging of in een concrete situatie persoonsgegevens gedeeld mogen worden. Deze afweging moet door de gemeente zelf worden gemaakt.
Betrek in ieder geval de eigen FG en privacy officer over de totstandkoming van de informatiedeling binnen de gemeente. Je kunt hiervoor ook contact opnemen met een beleidsadviseur en jurist van jouw gemeente.
Wettelijke bepaling
Naast de AVG zijn er bij de verwerking en het verstrekken van persoonsgegevens ook andere wetten van toepassing. Dit zijn voornamelijk sectorale wetten zoals de Participatiewet, die bepalingen bevatten op grond waarvan gegevens gedeeld mogen worden en onder welke voorwaarden. Als in een wettelijke bepaling is geregeld dat er voor de uitvoering van die wettelijke taak een gegeven mag worden gebruikt van een andere afdeling binnen de gemeente, waaronder Burgerzaken, dan bestaat er een mogelijkheid om op grond van die wettelijke bepaling gegevens te delen. De regels die in deze sectorale wetten zijn opgenomen gaan vóór de regels van de AVG.
Als er geen specifieke bepaling opgenomen is in de wet dan gelden de regels uit de AVG.
Doelbinding (verenigbaarheid)
Is er geen wettelijke bepaling, dan bestaat er toch een mogelijkheid om informatie te delen zolang dit verenigbaar is met het oorspronkelijke doel waarvoor de informatie is verzameld.
De AVG noemt dit 'doelbinding'. Van doelbinding kan sprake zijn als de taak van Burgerzaken overlapt met de taak van een andere gemeentelijke afdeling. Met andere woorden: er is sprake van doelbinding bij een gezamenlijk belang tussen de afdeling Burgerzaken en een andere gemeentelijke afdeling, waardoor informatie kan worden gedeeld.
Het schema aan het eind van de Handreiking kan behulpzaam zijn bij het bepalen of wellicht sprake is van een gezamenlijk belang en daarmee doelbinding. Motiveer altijd waarom sprake is van doelbinding en waarom het nodig is en welke persoonsgegevens worden gedeeld. Leg deze motivering vast zodat daar later altijd verantwoording over kan worden afgelegd (bijvoorbeeld in het kader van een inzageverzoek).
Het delen van persoonsgegevens kent naast doelbinding en noodzakelijkheid nog een andere eis. Het verstrekken van gegevens moet gebaseerd zijn op een van de grondslagen uit artikel 6 AVG. Dit zal veelal geen problemen opleveren, want in veel gevallen zal sprake zijn van het uitoefenen van een taak op grond van een wettelijke verplichting of algemeen belang.
Wat verder nog van belang is
- Maak in het kader van transparantie inzichtelijk welke informatie in verband met het bijhouden van de BRP tussen welke afdelingen uitgewisseld kan worden. Dit betreft zowel het proces van informatiedeling in het algemeen, als in individuele, concrete situaties waar betrokkene wil weten welke informatie specifiek over hem is gedeeld.
- De gedeelde informatie moet telkens noodzakelijk zijn, naar aard en omvang. Een stapsgewijze benadering verdient aanbeveling:
- Beoordelen of dan ook de inhoudelijke informatie die noodzakelijk is voor de beoordeling van de inschrijving in de BRP gedeeld mag worden.
- Een enkel signaal delen en onderzoeken welke afdeling hierbij belang kan hebben.
- Bepaalde (persoons)gegevens, zoals die worden genoemd in artikel 9 AVG en strafrechtelijke gegevens, kennen een strikter regime voor uitwisseling. Stel vast aan de hand van de UAVG of de ontvangende partij het gebruik van deze gegevens kan verantwoorden onder één van de wettelijke uitzonderingen op het algemene verbod om deze gegevens te verwerken.
- Sommige persoonsgegevens mogen niet worden gedeeld omdat daarvoor een geheimhoudingsplicht geldt. In sommige urgente gevallen kan de geheimhoudingsplicht worden doorbroken.
- Besteed aandacht aan de rechten van betrokkene én benoem hoe deze daarop gewezen wordt in het kader van recht op informatie, recht op rectificatie, recht van bezwaar.
- Benoem een functionaris voor gegevensbescherming.
- Houd een register van verwerkingsactiviteiten bij. Dit is een verplichting op grond van de AVG.
Buitengemeentelijke samenwerking
Deze handreiking beperkt zich tot samenwerking binnen de gemeente. Bij een binnengemeentelijke samenwerking ontkom je er niet aan om in beeld te hebben/krijgen of er buiten- gemeentelijke samenwerkingsverbanden zijn, zodat afspraken elkaar niet bijten.
Uitwisseling van informatie met andere organisaties, zoals (semi-)publieke (bijvoorbeeld GGD, CJIG, Veiligheidshuis en politie) of private instellingen (bijvoorbeeld woningcorporaties en nutsbedrijven) valt buiten het bereik van deze handreiking. Dit neemt niet weg dat aan een multidisciplinaire samenwerking zowel publiekrechtelijke als privaatrechtelijke partijen kunnen deelnemen. Als je een privaatrechtelijke samenwerking overweegt, is het aan te bevelen om een convenant met eventueel een daarbij behorend privacyprotocol of verwerkingsovereenkomst op te stellen. Let er dan wel op dat je al bestaande convenanten, verordeningen en beleidstukken hierin meeneemt.
Met wie kan Burgerzaken binnengemeentelijk samenwerken? |
Vanwege welk belang? |
Welke gegevens? |
Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) |
|
|
Bouw- en woningtoezicht |
|
|
Bureau Leerplicht en RMC (vroegtijdig schoolverlaters) |
|
|
Gemeentelijke belastingen |
|
|
Jeugd |
|
|
Openbare Orde en Veiligheid (ambtenaar belast met het thema ondermijning) |
|
|
Schuldhulpverlening |
|
|
Vergunningen, toezicht & Handhaving resp. Wonen |
|
|
Werk en inkomen |
|
|
Wet Maatschappelijke ondersteuning 2015 (WMO) |
|
|
Handreiking binnengemeentelijke samenwerking in pdf
Handreiking Adresonderzoek LAA
Wat kun je vinden op deze pagina?
Handreiking Adresonderzoek LAA
Een gemeente kan onderzoek doen om vast te stellen of een persoon woont waar deze staat ingeschreven. Het doel van dit adresonderzoek is het verbeteren van de kwaliteit van de Basisregistratie Personen (BRP), incorrecte inschrijvingen voorkomen en het signaleren van sociale problematiek.
Ben je als professional betrokken bij adresonderzoek? Dan biedt deze handreiking ondersteuning bij de uitvoering van een adresonderzoek naar aanleiding van een LAA-signaal. Je vindt adviezen bij het doen van vooronderzoek, het afleggen van huisbezoeken en de afronding van het LAA-signaal.
Volledige informatie over adresonderzoek is terug te vinden in de herziene Circulaire Adresonderzoek.
Het belang van de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit
De juistheid en volledigheid van BRP-inschrijvingen is voor zowel de betrokken burger als voor de overheid van groot belang. Met een onjuist woonadres is iemand minder goed zichtbaar voor de overheid. Zo kan iemand sociale voorzieningen mislopen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de bijhouding van de BRP. Deze bijhoudingstaak staat omschreven in de Wet BRP hoofdstuk 2, afdeling 1 ‘De bijhouding van de basisregistratie’ (Artikel 1:4 juncto / in samenhang met artikelen 2:1 en verder van de Wet BRP).
De Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA) is wettelijk vastgelegd in de Wet BRP. Zo wordt het onderzoek naar de juistheid van de adresgegevens een vast onderdeel van de dienstverlening rond de BRP. De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) is verantwoordelijk voor de uitvoering van LAA.
De minister van BZK ontwikkelt voor LAA profielen en zet deze als signalen uit naar gemeenten. Een signaal is een adresgegeven waarvan het vermoeden bestaat dat de registratie van personen op dat adres onjuist is. Op basis van het signaal kan de gemeente besluiten een adresonderzoek in te stellen.
Aan de slag met LAA
Gemeenten ontvangen de signalen van de minister via de Webapplicatie LAA (WALAA). Na ontvangst van een signaal is de gemeente verplicht om zo snel mogelijk aan de minister te melden hoe er opvolging is gegeven aan het signaal. Artikel 2.37 e wet BRP juncto / in samenhang met artikel 28 f besluit basisregistratie personen.
- Binnen vier weken dient de gemeente aan te geven of het signaal aanleiding is geweest voor een aanpassing in de BRP of dat de Persoonslijst (PL) op het adres ‘in onderzoek’ is geplaatst. Ook als er geen opvolging wordt gegeven aan het signaal dient de gemeente dit te melden aan de minister.
- Binnen zes maanden dient het onderzoek afgerond te zijn. De gemeente geeft de informatie uiterlijk binnen zes maanden door aan de minister.
Signalen worden na zes maanden verwijderd uit de WALAA. In de WALAA blijven de signalen wel zichtbaar in de ‘Monitor’.
Wil je meer weten over de WALAA? Raadpleeg dan de gebruikershandleiding.
LAA-methodiek
LAA-signalen doorlopen doorgaans drie onderzoeksfasen: vooronderzoek, huisbezoek en afronding.
Hieronder staan we stil bij de drie fasen van onderzoek en lichten we toe wat er bij onderzoek van en LAA-signaal van gemeenten verwacht wordt.
Vooronderzoek
Door een gedegen vooronderzoek voorkom je overbodig huisbezoek en kom je goed voorbereid aan de deur.
Het vooronderzoek is de eerste stap in een LAA-onderzoek. Nieuw geleverde signalen hebben in de WALAA de status ‘Gereed voor vooronderzoek’ en wachten op inhoudelijke beoordeling. In het vooronderzoek controleer je signalen op juistheid en actualiteit. Dit doe je door binnen de beschikbare bronnen te zoeken naar informatie over het adres en/of de ingeschrevenen op het adres. Een aantal voorbeelden waaruit een vooronderzoek kan bestaan:
- Je ziet bijzonderheden in de historische inschrijvingen op het BRP-adres. Er is sprake van een terugkerend patroon, een opvallende samenstelling of een hoge mutatiegraad op de PL.
- Je gaat op zoek naar contactgegevens van de betrokkene.
- Je controleert of het BRP-adres bij andere diensten binnen jouw gemeente bekend is. Denk bijvoorbeeld aan het sociaal domein. Mogelijk zijn er sociale of maatschappelijke problemen waar je rekening mee kunt houden bij je onderzoek.
Internetonderzoek kan ook onderdeel zijn van het vooronder- zoek, raadpleeg hiervoor de handreiking Internetonderzoek. Deze opsomming is niet uitputtend, er zijn wellicht andere onderdelen te benoemen.
Ben je na het vooronderzoek overtuigd dat de registratie in de BRP klopt? Dan kun je besluiten om geen huisbezoek af te leggen en het signaal af te sluiten. Je zorgt voor een terugkoppeling aan de minister door het onderzoek af te ronden in de WALAA.
Huisbezoek
Het huisbezoek voer je uit als er op basis van het vooronderzoek nog twijfel bestaat over de BRP-registratie op het adres. Na ontvangst van de signalen leg je zo snel mogelijk het huisbezoek af, dan is de informatie immers nog actueel. Zorg ook dat je de wettelijke termijn van vier weken niet uit het oog verliest.
Binnen deze termijn geef je aan of het signaal aanleiding is geweest voor een aanpassing in de BRP of dat de PL ‘in onderzoek’ is geplaatst.
Een aantal tips waarmee je bij het uitvoeren van een huisbezoek rekening kunt houden:
- Ga na of de volgens de BRP ingeschreven personen op het adres daar daadwerkelijk wonen.
- Laat de bewoner zelf vertellen wie er op het adres wonen.
- Als huisbezoeken worden uitgevoerd door een externe toezichthouder, zorg er dan voor dat zij op de hoogte zijn van de op LAA van toepassing zijnde handreikingen.
- Beoordeel of het aannemelijk is dat de omschreven situatie overeenkomt met de feitelijke situatie op het adres.
- Als de betrokkene vraagt naar de aanleiding van het onder- zoek kun je verwijzen naar LAA-profielen. Deze zijn openbaar en te raadplegen via de website van RvIG.
- Neem altijd een blanco verhuisformulier mee. Hiermee kunnen personen die al op het adres wonen en niet op het adres geregistreerd staan, direct hun verhuizing aan de gemeente doorgeven.
- Staat iemand ingeschreven op het adres maar woont diegene daar niet (meer)? Probeer dan de contactgegevens van de persoon op te vragen bij de huidige bewoner. Gebruik deze informatie voor het vervolgadresonderzoek.
- Zorg voor samenwerking met andere afdelingen. Samen weet je meer en kun je de betrokkene beter van dienst zijn. Voor het opzetten van een binnengemeentelijke samenwerking kun je de Handreiking Binnengemeentelijke Samenwerking raadplegen.
- Het kan voorkomen dat je achter de voordeur situaties aantreft waar je zorgen over hebt. Denk aan sociale problematiek, zoals verwaarlozing, eenzaamheid, huiselijk geweld of schuldenproblematiek. Zorg dat je gebruikmaakt van de binnengemeentelijke samenwerking die je hebt opgezet en trek aan de bel.
- Is iemand niet thuis? Probeer dan de volgende keer op een ander tijdstip langs te gaan.
Afronding
Na het huisbezoek heb je meer kennis over de feitelijke situatie op een adres. Je kunt nu aan de slag met de afronding van het LAA-signaal. Dit hoeft overigens niet te betekenen dat het adresonderzoek is afgerond:
- Een conclusie van het huisbezoek kan zijn dat er twijfel bestaat over de registraties op het adres. In dat geval plaats je de aantekening ‘In onderzoek’ op de PL van de betreffende persoon. Je koppelt dit terug aan de minister via de WALAA.
- Breng relevante afdelingen binnen de gemeente op de hoogte van je bevindingen. Houd hierbij wel rekening met wet- en regelgeving. Voor tips kun je de Handreiking Binnengemeentelijke Samenwerking raadplegen.
- Er kan sprake zijn van sociale problematiek of een onaanvaard- bare woonsituatie. Schakel in dat geval met de verantwoorde- lijke afdeling binnen de gemeente. Door te signaleren en aan de bel te trekken kan de betrokkene sneller geholpen worden.
- Het is mogelijk dat een op het adres aangetroffen persoon in aanmerking komt voor een briefadres.
- Verwerk BRP-mutaties naar aanleiding van het adresonder- zoek zo snel mogelijk en rapporteer in de WALAA over het resultaat van het adresonderzoek.
- Een LAA-signaal dient binnen zes maanden na ontvangst afgerond te zijn. Je doet dit in de WALAA.
Handreiking Adresonderzoek in pdf
Paspoort of Nederlandse identiteitskaart afgegeven in buitenland
Wat kun je vinden op deze pagina?
Paspoort of Nederlandse identiteitskaart afgegeven in buitenland
Nederlanders die in het buitenland hebben gewoond, hebben vaak een paspoort of Nederlandse identiteitskaart (NIK) die is uitgegeven buiten Nederland. Gemeenten moeten dit document op de persoonslijst opnemen.
Categorie 12 actualiseren
Rubriek 12.35.40
Bij het opnemen van de reisdocumentgegevens op de persoonslijst registreer je in rubriek 12.35.40 de autoriteit van afgifte Nederlandse reisdocument:
- Als het document na 9 maart 2014 in het buitenland is afgegeven is dit altijd: BU0518 (minister van Buitenlandse Zaken 's-Gravenhage).
- In alle andere gevallen vul je dit in volgens tabel 49.
Rubriek 12.82.30
Verstrekt door een ambassade of consulaat
Als het reisdocument in het buitenland door een ambassade of consulaat is verstrekt, wordt in de BRP in rubriek 12.82.30 (Beschrijving dossier waarin de aanvullende paspoortgegevens zich bevinden) de omschrijving zoals deze op de houderpagina van het reisdocument staat vermeld.
Verstrekt door Buitenlandse Zaken
Is het reisdocument in het buitenland door de minister van Buitenlandse Zaken verstrekt? Dan wordt dit in rubriek 12.82.30 als volgt vermeld: CSO-RD + locatiecode van de uitgiftelocatie. Bijvoorbeeld: CSO-RD locatiecode 9155.094.
Let erop dat je bij de eerste inschrijving en vervolginschrijving aan de balie de chip van het reisdocument uitleest om te bepalen wat de uitgiftelocatie is.
Locatiecodes CSO-clusters (Consulaire Service Organisatie)
Er is een overzicht beschikbaar van de locatiecodes van de CSO-clusters.
Chip in paspoort en Nederlandse identiteitskaart
Op de chip in het paspoort en de NIK staat het nummer van de uitgiftelocatie. De chip wordt met behulp van het aanvraagstation uitgelezen. In de handleiding van het aanvraagstation staat hoe je de chip uitleest.
Kennisgevingen reisdocumenten
De posten in het buitenland plaatsen een stempel in de kennisgeving reisdocumenten bij de ondertekening. Als je voor het opnemen van het reisdocument gebruik maakt van de kennisgeving kun je aan de hand van de stempel bepalen welke uitgiftelocatie in het buitenland het document heeft verstrekt.